Een ijskoude, stormachtige winteravond. Geen ster te zien. De noorderwind giert over het spoor. De dappere machinist kust zijn vriendin. Hij moet aan de bak, op de oude Nr 9. Ze heeft tranen in de ogen. Maar hij kan zijn geluk niet op. De hele wereld straalde, toen ze hem die avond had gezegd dat ze morgen zijn blozende bruid zal zijn.
De wielen neuriën een liedje, terwijl de trein voortdendert en de zwarte rook uit de schoorsteen kolkt. Het licht van de koplamp doet hem dromen over de dag van morgen, als hij terug zal zijn.
Hij stormt rond een heuvel en zijn hart staat stil: een koplamp schijnt vol in zijn gezicht. Hij fluistert een gebed, trekt aan de fluit en weet: dit was zijn laatste rit.
Ze vinden hem op de vloer van het wrak. Hij vraagt of ze zijn moede hoofd wat op willen tillen. Zijn laatste woorden zijn voor het meisje dat dacht te trouwen: “Er is een mooi wit huisje dat ik heb gebouwd om samen gelukkig in te zijn. Dat huisje is voor jou, want ik weet dat je mij trouw zult zijn, tot we elkaar weer zien bij de Gouden Poort. Vaarwel!”
Klik hier voor de originele tekst.
oodbye
Geef een reactie