Op 4 mei 1942 namen de Duitsers honderden Nederlandse wetenschappers, politici, schrijvers, advocaten en geestelijken gevangen. Ze werden als gijzelaars samengebracht in een voormalig seminarie in St. Michielsgestel. Zodra ergens in Nederland een verzetsdaad werd gepleegd, zouden een of meer van deze intellectuele gijzelaars worden geëxecuteerd. Uiteindelijk zijn er vijf omgebracht. De rest had een comfortabel leventje. Er waren lezingen, cursussen en discussiegroepen. Aan de schrijver Simon Vestdijk werd gevraagd of hij niet een serie lezingen kon geven over poëzie. Dat liet hij zich geen twee keer vragen, hoewel hij tegensputterde dat hij natuurlijk niet alles uit de kast kon halen – letterlijk: in het kamp was nauwelijks literatuur aanwezig. Vestdijk hield acht voordrachten over ‘wezen en techniek der pöezie’. Hij wilde door het bespreken van verstechniek een zo rationeel mogelijke verklaring geven voor het ‘wonder van de poëzie’. Na de oorlog verscheen de serie lezingen onder de titel De glanzende kiemcel in druk. Met deze titel brengt Vestdijk tot uitdrukking dat de poëzie zich verhoudt tot het proza als de kiemcel tot het complete organisme.
In het eerste hoofdstuk legt Vestdijk uit dat de grens tussen ‘wezen’ en ‘techniek’ (“tussen het onuitsprekelijke en het formuleerbare”) weliswaar wisselend en ‘vloeibaar’ is, maar dat ‘poëtische schoonheid’ wel degelijk voor een groot deel met ‘analytisch vernuft’ verklaarbaar is. Hij gebruikt als voorbeeld de bekende regel A thing of beauty is a joy for ever van John Keats en legt overtuigend uit waarom deze zin zoveel beter is dan de oorspronkelijke versie A thing of beauty is a constant joy. In de eerste plaats is ‘constant’ een onpoëtisch woord. Het hoort volgens Vestdijk eerder thuis in een natuurkundeboek. In de tweede plaats is “a constant joy” nauwelijk goed uit te spreken: de -t aan het einde van constant vloeit over in de dj- van joy, zodat je iets krijgt van dzjoy, wat erg lelijk klinkt. Vervolgens wijst Vestdijk op de neiging in de Engelse poëzie om woorden van Romaanse en Saksische oorsprong af te wisselen, door bijvoorbeeld een Romaans bijvoeglijk naamwoord te koppelen aan een Saksisch zelfstandig naamwoord. Dat is in orde bij “a thing of beauty”. ‘Thing’ is Saksisch, ‘beauty’ is Romaans. Maar in “a constant joy” klopt het niet: ‘constant’ en ‘joy’ zijn beide Romaans. “A joy for ever” kan weer wel, want ‘ever’ is ‘onvervalst Saksisch’. Ook het metrum spreekt vóór de uiteindelijke versie: ‘het beklemtoonde joy aan het eind van een versregel is minder bevredigend dan het wegstervende for ever.’ Een laatste argument vindt Vestdijk in het rijm. Op ‘joy’ rijmt bijna niks – ‘boy’, ‘toy’, dan heb je het wel gehad. Op ‘ever’ rijmt meteen al ‘never’ – kijk, daar kun je als dichter mee verder.
Ook vandaag de dag wordt De glanzende kiemcel nog gebruikt als basis voor poëzielessen in het middelbaar onderwijs. Voor de heruitgave van 2006 schreef classicus en dichter Piet Gerbrandy de inleiding. “Wonderlijk genoeg heeft de populariteit van Vestdijks lezingen niet te lijden gehad onder de poëtische revoluties. Sterker nog, ze verwierven een klassieke status.”
Geef een reactie