Inmiddels is in het Blauwe Huis in Mexico-Stad het Frida Kahlo Museum gehuisvest. Maar eerst was het de woning van deze bijzondere Mexicaanse kunstenares en haar echtgenoot Diego Rivera, over wie ooit werd geschreven dat hij, ‘despite his reputation for ugliness, never once had to suffer in the female department’. Frida Kahlo (1907-1954) werd op zesjarige leeftijd kreupel door kinderverlamming aan haar rechterbeen. Dit gebrek werd voor haar een levenslang trauma. Alsof het nog niet erg genoeg was, werd ze op haar achttiende het slachtoffer van een fatale aanrijding tussen de bus waarin ze zat, en een tram. Een stuk leuning ging dwars door haar lichaam. Maandenlang aan bed gekluisterd, vechtend tegen de dood, besloot ze te gaan schilderen. Inmiddels mankeert het er nog maar aan of je ziet het werk van Frida Kahlo terug op balpennen, draagtassen en serviesgoed. Haar warme kleuren, naïeve figuren, bonte composities en doorgetrokken wenkbrauwen zijn zo iconisch als de kleurvlakken van Mondriaan of de zonnebloemen van Van Gogh. De fraaie documentaire Frida Kahlo (VS, 2020) brengt eigenlijk voor het eerst Kahloo’s tragische levensloop nadrukkelijk in verband met haar wereldberoemde werk, en andersom. Rustig en overtuigend leggen kenners en kennissen uit dat Frida’s schilderijen en zeker haar honderden zelfportretten in feite niets anders zijn dan tot kunst gesublimeerde pijn.
Geef een reactie