Zondag 1 april 1951, de Guido Gezellestraat
in mijn geboortedorp Denderleeuw, het is kermis,
ik zie er als vierjarige kleuter voor de eerste keer
een neger – de mensen noemen hem Boelaboela -,
een neger die uit zijn roze handpalmen
in witte papieren puntzakken gitzwarte anijsbollen verkoopt.
(…)
En dan, die namiddag: de Ronde van Vlaanderen
stormt door onze straat, ik kijk naar besmeurde mannen
met blote benen, bibberende monden, blauwe handen.
Op fietsen. In mijn straat waar de kasseien blinken
als duizend in de grond geduwde kale schedels.
(…)
Nog een goeie dertig kilometer tot de eindmeet,
maar de wedstrijd is al gereden. Ik zie hem,
een man van ijzer op een fiets van staal, een Caesar,
de uit Firenze overgewaaide kale Fiorenzo Magni,
op weg naar zijn eeuwige roem en eretitel:
il Leone delle Fiandre, driemaal winnaar
van deze apocalyptische koers, deze tornado op tubes.
(…)
Hij hangt over het stuur gebogen, zijn verstarde blik
kruist héél even mijn ogen, vier ogen dus,
twee van de kleuter en twee van de krijger,
op bijna gelijke hoogte. Meteen spat
van zijn achterwiel water over me heen,
ik krijg de inwijdende douche, het wijwater
uit de koershemel…
Fragment uit: Fiorenzo Magni: il Leone delle Fiandre
(Willie Verhegghe, Door de muur (wielergedichten), Uitgeverij Kannibaal, 2012,p. 77)
Klik hier voor het hele gedicht.
Geef een reactie