Als de kleinzoon van Kronkel ’s middags weer toe is aan ‘zo’n groot bord eten’, moet hij uit ‘een diepe dut’ wakker worden gemaakt. Hij slaapt met volle overgave, maar een tikje op de rammelaar volstaat en hij is meteen weer paraat. “Terwijl hij zijn ogen nog uitwrijft, verbreedt zijn mond zich reeds tot een vergenoegde lach, want hij vindt het prettig dat hij bestáát en is, op elk moment van de dag of nacht, bereid welgemoed met leven te beginnen.” Toch moet je hem nog niet meteen te veel willen amuseren. Hij lacht wel, “maar toch op een wat weemoedige manier, die zegt: ‘Leuk – maar laat ons niet vergeten dat er véél leed is.’” Lees hier hoe Kronkel het heropvoeden steeds beter onder de knie krijgt.
Uit: S. Carmiggelt, Duiven melken
Geef een reactie