Drie jaar geleden brachten we hier een ode aan de nachtegaal. Vroeger kwam deze kunstfluiter veel voor in het eigen OCW-rayon, maar om hem nu in Nederland nog te kunnen beluisteren, moet je naar de duinstreken of de waddeneilanden. Onlangs hoorden we hem echter juist een flink eind de andere kant op. Het is ronduit betoverend om mee te maken, zo’n zwarte, nachtelijke voorjaarstuin die urenlang opgefleurd wordt door het onbekommerde geflierefluit van deze op het oog (áls hij zich al toont!) toch vrij onooglijke zangvogel. In De Scharrelaar, literair tijdschrift over vogels en vogelaars, staat dit gedicht van Geert van Istendael:
En we traden op koude terrassen
en we namen de nacht waar, een
vermoeden van zwarte sparren.
En een getjok, getokkel, gefluit,
springen van geluid, een duik
trilde onze oren binnen en we
zagen hoe hoog boven ons grote beren
keken naar de aarde, ze leken
te luisteren naar het ge-
drabbel en orgel en volle kreetjes,
een zwiepende uithaal. Wij stonden
onder koele handen van nacht
en groetten zwijgzaam daar, in de sparren,
de nachtegaal nachtegaal nachtegaal
Zie ook: Vederlichte nimf
Geef een antwoord