De film Minari (VS, 2020) begint met een verhuizing. De Koreaanse Monica Yi rijdt in een grote Amerikaanse gezinsauto (twee kinderen achterin) achter een verhuiswagen aan. Steeds verder het binnenland van Arkansas in, over wegen die almaar smaller worden. Eindelijk stapt haar man Jacob uit de vrachtwagen en wijst trots op hun nieuwe onderkomen en het vruchtbare land eromheen. Hier gaan ze het maken! Maar Monica ziet voornamelijk een afgetrapte stacaravan en een hoop problemen. Hoe moet het hier met het zwakke hart van hun zoontje, minstens een uur van het dichtstbijzijnde ziekenhuis? Waar gaan ze van leven? Jacob begint vol goede moed aan een nieuw bestaan als kweker van Koreaanse groenten, geholpen en aangemoedigd door een maffe, aan geloofswaanzin lijdende knecht – ook dát is Amerika. Monica en Jacob voorzien intussen in hun levensonderhoud met het seksen van kuikens. Thuis doen ze weinig anders dan bekvechten. Als oppas voor de kinderen wordt haar moeder in huis gehaald, waarna de film meteen een draaglijker soortelijk gewicht krijgt. Zij is het die op de oever van een nabij riviertje, uit nostalgie naar het vaderland, minari plant, een speciale soort smaakvolle Aziatische peterselie. Na een hardvochtige worsteling met het bestaan, waarbij de ene keer het noodlot de overhand heeft en dan weer het gezin, lijkt het dat wonderlijke plantje te zijn dat het getij doet keren. Minari is gebaseerd op het leven van regisseur Lee Isaac Chung en laat zien dat in het beloofde land succes voor lang niet alle gelukzoekers een vanzelfsprekende zaak is.
Geef een reactie