De podcasts van de Vlaamse cultuurzender Klara kunnen niet genoeg bejubeld worden. Deze keer gaat het over Nescio. Programmamaker Pat Donnez praat met twee grote Nederlandse fans, de schrijvers Tommy Wieringa en de intussen overleden A.L. Snijders. Ze ontmoeten elkaar in het Oosterpark in Amsterdam, waar de Titaantjes avondenlang rondhingen, om te filosoferen over het leven, over de stakkerige lui en over wat ze allemaal teweeg gingen brengen, verdorie. Wieringa en Snijders blijken hele stukken Nescio van buiten te kennen, en ze leggen op een aanstekelijke manier uit wat er zo speciaal is aan diens bescheiden oeuvre. Vervolgens zijn ze in de Sarphatistraat, uiteraard vanwege de openingszin van Den uitvreter. (A.L. Snijders hecht eraan die -n in het lidwoord echt uit te spreken.) “Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.” De interviewer merkt op dat het eigenlijk toch niet veel zaaks is, die Sarphatistraat. Nee, zegt Wieringa, maar dat is ook juist wat Nescio bedoelde. De straat heeft meer te danken aan die openingszin dan aan zijn eigen merites. Uiteindelijk belandt het gezelschap, al keuvelend over vriendschap, ambities, frustraties en schoonheid, in Artis, waar Nescio volgens zijn verhaal in Boven het dal als vijftienjarige zijn eerste ontroering beleefde: “Ik zit op een bank in Artis. Er was niemand meer, ’t was er zoo stil en de bladeren van de boomen ritselden. In de verte kraakte ’t grint, ergens werd een emmer neergezet op een houten vloer, ik hoorde ’t, maar zag ’t niet.
Langs den stam van een hoogen boom keek ik naar boven en zag dat de avond niet viel, want ’t was boven lichter dan beneden. De bladeren trilden en draaiden heel even en een geel blad liet los en viel op ’t grasveld. Toen voelde ik dat alles goed was en dat er nog iets komen zou, later. ’k Voelde tegelijk een groote tevredenheid en een groot verlangen. En de zekerheid dat deze dag nooit terug zou komen. Toen kraakte ’t grint harder en een man zei: ‘Jongeheer, U moet er uit, we gaan sluiten.’ De podcast sluit af met de laatste zinnen van Titaantjes. “Af en toe glimlacht God even om de gewichtige heeren, die denken dat ze heel wat beteekenen. Nieuwe Titaantjes zijn al weer bezig kleine rotsblokjes op elkaar te stapelen om ‘m van z’n verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt: ‘Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan mooie wijze heeren. ‘t Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.’ En zoo gaat alles z’n gangetje en wee die hem vraagt: Waarom?”
Zie onder (veel) meer ook: Immer dralend.
Geef een reactie