De beroemdste Nederlandse tekst uit de middeleeuwen is Van den vos Reynaerde, geschreven door ‘Willem die den Madoc maecte’. Die Madoc heeft de mediëvistiek al eeuwen voor een raadsel gesteld, aangezien er behalve de naam nooit iets van gevonden is. Toch moet het in zijn tijd een zekere bekendheid en faam hebben gekend, want waarom zou de auteur er meteen in de eerste regel van zijn volgende werk al zo expliciet en trots naar verwijzen? Eindelijk is deze mysterieuze tekst nu boven water gekomen, zij het dat daar wel de literaire vindingrijkheid van Nico Dros voor nodig was. In zijn nieuwe roman Willem die Madoc maakte speelt hij een vernuftig spel met fictie en literatuurgeschiedenis. De ik-figuur is een door zijn universiteit uitgerangeerde mediëvist, die door toeval een onbekend middeleeuws handschrift in bezit krijgt. De publicatie van de teksten is voor hem een uitgelezen kans om zich als wetenschapper te rehabiliteren. Hij gaat naarstig aan de slag. Tot hij in de kaft van het handschrift een opgevouwen blad perkament aantreft, met een tekst in een soort steno. Het ontcijferen ervan wordt een obsessie, die hem weghoudt van de wetenschappelijke transcriptie van de rest van het handschrift. “Op een nacht gebeurde het dat het document vol raadsels en geheimen in een droom aan me verscheen. (…) Verkerend in een toestand van bovenmenselijke helderheid kreeg ik het kortschrift onder ogen, en nu las ik het en drong een verhaal binnen. In een ravijn van eeuwen her doemde in onwerkelijk licht een wereld op waarin een man rondzwierf in een tijd van verwoesting en massasterfte. Door mystieke deelname werd ik één met zijn voelen en denken, zijn angsten en lijden.” Naar aanleiding van dit ‘aangloeiend visioen’ besluit hij het handschrift voorlopig in een kluis op te brengen en, om tot rust te komen, een kort verhaal te schrijven. Dat ‘kort verhaal’ dijt uit tot een historische roman van vijfhonderd pagina’s over een zekere Beda, die rond 1200 als kind de enige overlevende is van een schipbreuk voor de kust van Vlaanderen. Aan zijn kleding is te zien dat hij van rijke en voorname komaf moet zijn. Maar wie is zijn familie en waar komt hij vandaan? Beda groeit op in een abdij, waar hij op een nacht verkracht wordt door een sadistische, pedofiele medebroeder. Later neemt hij wraak door de schurk tot bloedens toe af te ranselen, waarna hij hem halfdood achterlaat in de kloostertuin. Hij maakt zich uit de voeten en trekt de wijde wereld in. Het karwei wordt afgemaakt door andere slachtoffers van de verkrachter. Dit wordt echter de gevluchte Beda aangerekend, wat hem de rest van zijn leven parten zal blijven spelen. Beda is slim, verandert zijn naam in Willem en werkt zich op tot kanselier van een Vlaamse graaf. Wat volgt is een leven vol geweld, liefde, strijd, ziekte, dood, ketters, vervolgingen, oorlog, vrede en ja – verwoesting en massasterfte. In het derde deel van het verhaal raakt Willem meer en meer in de ban van de literatuur en schrijft hij een werk over een zekere Madoc, die zich met kracht van argumenten afkeert van de voorgeschreven geloofsleer. Willem beseft goed dat dit explosieve document zijn leven kan kosten, als het ooit boven water komt. Willem die Madoc maakte is een formidabele raamvertelling, die niet alleen subliem in elkaar zit, maar ook nog eens razend knap geschreven is. Het boek stond op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs 2022, maar die ging naar een ontroerende zoektocht inwaarts waarin genderfluïditeit, dwergolifanten, erwten en de wording van een mens samenkomen.
Luister hier naar een gesprek met Nico Dros in een podcast van uitgeverij Van Oorschot:
Geef een reactie