Dr. Lutz Heck (1892-1983) nam in 1932 de leiding van de Zoologischer Garten in Berlijn over van zijn legendarische vader Ludwig. Onder diens 44-jarige bewind was de Berliner Zoo uitgegroeid tot een van de soortenrijkste dierentuinen ter wereld. Zijn zoon Lutz verving overal de tralies en hekwerken door natuurlijke barrières, volgens de toen geldende modernste opvattingen. Onder zijn leiding werden bovendien de nu nog bestaande apentuin, leeuwensteppe en de verblijven voor de wolven en beren gebouwd. Dat in de jaren dertig de raad van toezicht werd gezuiverd van Joden en vanaf 1939 Joden niet meer naar binnen mochten, was voor Heck geen reden ontslag te nemen als directeur. Sterker nog, in 1933 had hij zich aangemeld als lid van de SS en in 1937 van de NSDAP, waarvoor hij actief was in het Reichsforstamt, zeg maar het Staasbosbeheer van de nazi’s. Hij vond het ook prima dat in zijn dierentuin buitenlandse dwangarbeiders werden uitgebuit. Meteen na de oorlog begreep Heck dat zijn tijd voorbij was. De Russen hadden hem op de korrel. Hij dook onder in Berlijn en vluchtte een paar dagen later naar het door de Amerikanen bevrijde Beieren. Van daaruit hield hij zich nog jaren bezig met de dierenwereld in het zuiden van Afrika. Lutz Heck overleed in 1983 in Wiesbaden. Net als alle directeuren van de Zoo werd hij al gauw vereerd met een buste langs een wandelpaadje in de dierentuin. Het borstbeeld was reeds in 1978 vervaardigd, Heck was toen immers al 86. Maar de oude fouterik hield het nog vijf jaar vol. Zijn dubieuze verleden wordt toegegeven door middel van een bescheiden bordje, dat scheefhangt en waar de verf van afbladdert.
Geef een reactie