In Duitsland, voor de oorlog, 1934, was er in Düsseldorf een winkelier. En elke dag precies om negen over vijf liep hij het park door naar de Rijn, en ging aan de oever zitten.
“Ik kijk naar de rivier, maar ik denk aan de zee… ik kijk wel naar de rivier, maar eigenlijk denk ik aan de zee…”
Een klein meisje is verdwaald. Ze heeft grijze ogen en haren van goud, weerspiegeld in zijn brilleglazen, als hij naar haar kijkt… Een klein meisje, verdwaald…
“Ik kijk naar de rivier, maar ik denk aan de zee… ik kijk wel naar de rivier, maar eigenlijk denk ik aan de zee, denk ik aan de zee…”
“We liggen onder de najaarshemel, mijn kleine gouden meisje en ik, en ze ligt doodstil…”
Prachtige tekst