Bijna de helft van de benzinepompen in Nederland is inmiddels een onbemande doe-het-zelfpomp, lezen we in de krant. Nog een paar jaar, en er is geen bemand tankstation meer over. En nog weer een tijdje later zijn er helemaal geen pompen meer, als het zo doorgaat met de opkomst van de elektrische auto, en wat er daarna allemaal nog komt. Met dat alles dreigt een stuk cultureel erfgoed van de eerste orde uit het straatbeeld te verdwijnen. De vale lichtbakken van Caltex, Chevron en Esso tegen de donkere avondlucht. De vrolijk wapperende vlaggetjes. De heerlijke geur van diesel en afgewerkte olie. Het afzonderlijke brommerpompje met mengsmering. Het morsige kantoortje, waar een man met pet, overall en
vettige vingers een handgeschreven bonnetje verstrekte. De klad kwam er in toen die hokjes, met toen hooguit wat schappen met motorolie en ruitenwisserbladen, langzamerhand uitgroeiden tot kleine supermarkten. De pompbediende werd een cassière en je moest zelf maar zien dat je de brandstof in de tank kreeg. Niemand schilderde de valse romantiek van het aftakelende pompstation zo mooi als Edward Hopper, en niemand zong er zo prachtig over als Fred Eaglesmith: “Gas was fifty cents a gallon, and they put it in for you. They pumped your tyres, checked your oil and washed your windows too. Now there’s plywood for glass, where the windows all got smashed, and there’s just a chunck of concrete, where those old pumps used to stand. There’s a couple of cars half out of the ground, and that old sign stills swings ‘round and ‘round. I guess the White Rose filling station is just a memory now.”
Prachtig!