Een van de vijftien stolpersteine voor de ingang van de Humboldt-Universität aan Unter den Linden in Berlijn is gewijd aan Ruth Rosa Jacobsohn (1912-1942). Ze werd geboren in Berlijn. Haar vader Siegfried had een winkel. Met zijn vrouw Cäcelie had hij drie kinderen: Ruth, Arno en Gerda. Na het lyceum ging Ruth geneeskunde studeren aan de toenmalige Friedrich-Wilhelms-Universität. Door de nazimaatregelen tegen joodse studenten kon ze daar haar studie niet afmaken. Omdat haar vader in de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger aan het front had gevochten, mocht Ruth haar studie voortzetten in Leipzig. Ook daar kon ze echter niet afstuderen. Ze ging terug naar Berlijn en werkte vanaf 1938 als verpleegster in het Joods Ziekenhuis. Toen haar vader de winkel moest opgeven, trok het gezin bij familie in. Kort na de verhuizing werd vader Siegfried opgepakt en afgevoerd. In de zomer van 1941 kreeg de familie bericht dat hij op de vlucht vanuit kamp Buchenwald was doodgeschoten. Omdat zuster Gerda midden jaren dertig al naar Palestina was geëmigreerd, waren van het gezin Jacobsohn in Berlijn alleen nog Ruth, haar moeder en haar broer over. Ook zij konden het gruwelijke noodlot niet ontlopen. Op 5 september 1942 werd moeder Cäcelie gedeporteerd naar Riga en daar drie dagen later vermoord. Ruth en Arno werden op 26 oktober naar Riga gedeporteerd. Ook zij waren drie dagen later dood. Een bekende van de familie vertelde later dat Ruth haar medische instrumenten aan een riem had omgegord, in de hoop na de deportatie nog haar beroep te kunnen uitoefenen.
Bron: Humboldt-Universität, Berlijn
Zie ook: ‘Vermiste’ studenten: nr. B11177 en ‘Vermiste’ studenten: Max Bayer
Geef een reactie