Van Michelangelo is bekend dat hij voor de plafondschildering van de Sixtijnse Kapel maandenlang achterover op een steiger heeft gelegen. (Toen hij met de eerste helft klaar was en de steiger verplaatst werd naar de andere helft, zag hij tot zijn ontzetting dat hij, gezien van de grond, veel te petieterig had geschilderd. De tweede helft is dan ook veel ruimer opgezet.) Maar hoe ging het eigenlijk met die immense gewelven op tientallen meters hoogte in al die kerken en kathedralen? Daar hadden ze de witstoel voor. In de Grote Kerk van Breda is er een te zien. Een hoogwerker avant la lettre, vergelijkbaar met die bakjes waarin glazenwassers zich tegenwoordig langs de verdiepingen van hoge kantoorgebouwen op en neer bewegen. Hoe werkte dat? Als je goed kijkt, zie je in de gewelven overal gaten. Door die gaten liet men touwen naar beneden zakken, waarmee de witstoel met de schilders tot vlak onder het plafond werden getakeld. Er zijn in Nederland nog maar drie witstoelen over: in Breda, Bolsward en Zwolle. Grappig toeval: op de achtergrond is juist zo’n moderne hydraulische hoogwerker te zien, van waaruit de stormschade aan een hoog glas-in-loodraam wordt gerepareerd.
Geef een reactie