Heeft Morsi niets anders aan zijn hoofd?
Bassem Youssef, gastheer van een populair satirisch tv-programma in Egypte, wordt vaak vergeleken met zijn goede vriend Jon Stewart. Vorig weekend werd Youssef gearresteerd op beschuldiging van het beledigen van de islam en het kleineren van president Mohammed Morsi. Je kon erop wachten dat Jon Stewart het in zijn eigen show zou opnemen voor Youssef. Dik lachen, maar ook vlijmscherp: heeft Morsi in een tijd van een instortende economie, toenemend seksueel geweld en kwijnend toerisme niets anders om zich druk om te maken dan de plaagstoten van een politiek satiricus?
De vruchtbare woestijn
De Fransen hebben gewonnen! Vive la France! Maar wat is hier winnen? Je kunt alleen van een militair succes van de Fransen spreken als je ervan uitgaat dat het de intentie was van de islamistische groepen om in het noorden van Mali een islamitisch kalifaat te stichten. Het is precies dit punt waar veel analyses, en het gros van de mediaberichten, de plank misslaan. Controle over Mali is nooit het einddoel geweest. Een analyse door Joris Leverink.
De man met het glas
De schrijver en jazztrombonist F.B. Hotz, verbeten verzamelaar van 78-toerenplaten, struinde eind jaren vijftig alle Haagse rommelmarkten af op zoek naar iets bijzonders, bij voorkeur een opname van zijn jazzheld uit de jaren twintig Paul Whiteman. Als een vriend van hem dezelfde plaat op het oog had, kreeg hij van de handelaar te horen: “De man met het glas is al geweest.” Hotz kon zelfs bij daglicht de hoesteksten van de platen niet lezen zonder zijn vergrootglas. Hoe beroerd zijn zicht was, bleek in 1959 op een studentenfeest waar hij optrad en een aardig meisje ontmoette. “De blonde, ietwat mollige studente vroeg hem eens ten dans, maar dat sloeg hij vriendelijk af; hij zag niet zo best, en op de dansvloer leidde dat tot brokken. Ze praatten nog wat, onder besmuikte blikken van de medestudenten, tot Hotz het podium weer op moest. Een van de orkestleden vroeg na afloop aan Hotz: “Frits, weet je wel wie die studente is, met wie je al die tijd stond te praten?’ Hotz had geen idee; een rechtenstudente dacht hij. ‘Het is prinses Beatrix!’ zei de medemuzikant. ‘O,’ zei Hotz, ‘ik had al het gevoel dat het niks zou worden.'” (Aleid Truijens, Geluk kun je alleen schilderen, F.B. Hotz, Het leven, p. 298.)
Mijn leven van 200 gulden
Na het overlijden van mijn moeder kwam een polis boven water van ‘N.V. “Noord-Braband” (sic, die d op het eind), Maatschappij van verzekering op het leven’ te Waalwijk. Dat ‘leven’ betreft het mijne. De verzekering is op 1 augustus 1957 afgesloten ‘op het leven van Reinaldus A. Leferink’ (sic, die f in het midden) en het verzekerd kapitaal bedroeg maar liefst 200 gulden. Ik was de zesde in de rij, dat zal meegespeeld hebben. Er staat nog: ‘geboren op 2 Juni 1957 dus oud twee maanden’. De premie bedroeg 28 cent per maand, en dat dertig jaar lang, ‘of tot vroeger overlijden’. Op die manier hebben mijn ouders 100,80 gulden aan premie betaald, dus netto strijkt de familie te zijner tijd 99,20 gulden op, ofwel 45,01 euro. Tien jaar na dato keek iemand de polis nog eens goed na, en werd een storende schrijffout hersteld: “Ingevolge een ons gedaan schriftelijk verzoek dd 7 Mei 1900 acht en zestig wordt hierbij aangetekend, dat de in deze polis vermelde naam van de verzekerde moet luiden: Reinaldus A. Leverink.” Dat was niet zonder reden. Op de achterzijde van de polis staan de grimmige voorwaarden. (Gezien het formaat van de lettertjes hield kennelijk niemand rekening met de mogelijkheid dat de verzekerde ooit de middelbare leeftijd zou bereiken.) Art. 2 gaat over Onjuiste opgaven. “Elke opzettelijke verzwijging of valse verklaring, mede op grond waarvan de Maatschappij risisco heeft aanvaard, kan de nietigheid der overeenkomst ten gevolge hebben met verbeurte van de reeds betaalde premiën.” Ja, dan wil je wel even dat die f wordt rechtgezet. Maar toen was men er nog niet. Er kon nog van alles tussenkomen. Zo gaat Art. 14 over het vervallen van recht op uitkering. Ik zie nu in dat ik langs de rand van de afgrond ben gescheerd. Mijn nageslacht had namelijk naar die 45,01 euro kunnen fluiten als ik deelgenomen had aan “oproer of binnenlandse onlusten of indien het overlijden een gevolg is van enig opzet of misdrijf van een bij de uitkering belanghebbende”. Of als mijn overlijden het resultaat was van een parachutesprong uit een vliegtuig, tenzij ik de sprong had gemaakt “tot lijfsbehoud”. Zo zijn ze dan ook wel weer. Maar geen cent keren ze uit als ik dood ga “tengevolge van duel, gerechtelijke veroordeling, deelneming aan gevaarlijke vluchten, baanwedstrijden voor auto’s en motoren, poolreizen, duikboot- en ballonvaarten”. Toch mijn toekomstplannen nog maar eens tegen het licht houden.
Natuurdagboek van Nescio, 2 april 1955
Zaterdagochtend 2 April. Wegens de tramstaking gelift met Os naar het stationnetje Muiderpoort en met de trein van 10.22 (uit Rotterdam) naar het C.S. Zonnig, zacht weer. Prettig weer eens langs het front van Amsterdam te rijden. Naar de ‘boekenmarkt’ in de Bijenkorf. Trein 12.02 (naar Hilversum) terug naar M.P. en naar huis geloopen.
Nu Hij toch verrezen is…
…. kan Hij wellicht even de telefoon opnemen?
Ry Cooder & The Moula Banda Rhythm Aces; The Catalyst, Santa Cruz, Californië, 25 maart 1987.
Kunst op de markt
Gustavo Ortiz is geboren in Realico, Argentinië, maar leeft en werkt sinds 2007 in Londen. Hoewel hij zowel in Argentinië als in Londen verschillende grote exposities heeft gehad, verkoopt hij zijn kunst gewoon vanuit een stalletje op Brick Lane Market in Londen. Zijn collages zijn zowel naïef als surrealistisch, bevolkt met buitensporig grote menselijke figuren, dieren en objecten die hele landschappen vullen, geïnspireerd op de mythen en legenden van Latijns-Amerika.
Drie Maria’s
“Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.” Mattheüs, 28:10.
Jan van Eyck, De Drie Maria’s Bij Het Graf Van Jezus, ca. 1425
Wie is de derde Maria? Zie de gregoriaanse toelichting door Museum Boijmans Van Beuningen.
Pleziertrein naar Nijmegen
Lang na Titaantjes bracht Nescio nog Boven het dal uit, als een soort literair testament. Een van de erfstukken is Pleziertrein. Nescio, die toen nog Frits Grönloh heette, was veertien, toen de pleziertrein naar Nijmegen reed. “Lang nadat die dag niet meer komen moest, hingen hier en daar nog die blauwe biljetten. De zoete, pijnlijke, onbegrepen weemoed dat ‘t voorbij was…”