In Een Hollander in Parijs vertelt S. Carmiggelt over een oom die daar veertig jaar achter elkaar zijn vakantie doorbracht. Elk jaar hetzelfde hotel, dezelfde wandelingen, het vaste terras, een bezoek aan de Comédie Française om er ‘Tartuffe’ te zien, en “avond aan avond in zijn uitverkoren café, een immense, opgedirkte uitspanning die geleek op een station dat naar verkeerde vrienden heeft geluisterd.” De oom is allang dood, schrijft Carmiggelt, “en hij was er de man niet naar om sterk gemist te worden, maar vanmiddag moest ik toch aan hem denken. Ik kwam namelijk langs zijn café met muziek en het bleek te zijn verbouwd tot een badhuis. Wat zei de dichter ook weer, over al wat de mens op deze aard’ beleeft? ‘Het spoelt als water weg, het breekt als spinnerag’.”*
Dit deed een [Lees meer…]