God bestaat en woont in een morsige flat in Brussel. Hij is een eikel, die met volle teugen geniet van de narigheid waar hij Zijn schepsels het leven zuur mee maakt. De andere rij voor de kassa is altijd sneller. Boterhammen vallen met de jamkant naar beneden. Net als je lekker in het badwater zakt, gaat de telefoon. Nog afgezien van pesterijtjes als volkerenmoord, burgeroorlogen en natuurrampen. God verkneukelt zich achter zijn beeldscherm. Zijn Zoon (een loser die zich volgens zijn Vader ‘als een kerkuil aan een kapstok heeft laten spijkeren’) staat passief, murw en gelaten als gipsbeeld op het dressoir. Zijn Vrouw heeft niks te vertellen en zoekt haar geluk in rugby kijken. Maar Zijn dochtertje Ea is het zat en kraakt de computer waar haar akelige Vader Zijn schepping mee terroriseert. Om te beginnen [Read more…]